Ja. Ik beken. Ik ben een kattenmens. Iedereen zegt altijd dat kattenmensen zot zijn… Nu moet ik zeggen, ‘old’ ben ik nog niet, dat lijkt me nog een beetje te vroeg. ‘Crazy’ daarentegen, dat begint me soms al wel op te vallen van mezelf. Desalniettemin (yes, you taught me well, Clair-Obscur) zet ik toch ook die ‘crazy’ tussen haakjes, omdat ik me zo niet wil profileren. Nee, inderdaad toch niet. Wat overblijft, is het heel duidelijke statement dat ik een Cat Lady ben. Beetje zoals Phoebe in Friends. Denk ik. (ik kijk nooit Friends, verschoning) Hoewel die toch ook redelijk wiwi in the head is…was…whatever.
Let’s get to the point. Ik droom ervan om een kat in huis te hebben. Vroeger heb ik een kat gehad, Pluisje heette ze, toen we nog in een rustige achterbuurt woonden. (tussen de marginalen, maar dat doet er nu niet toe) Ze heeft zelfs jonkies gekregen, superschattig. Helaas herinner ik me daar niets meer van, dus dankjewel mama voor de mooie foto van de kattenjonkies. Pluisje heb ik moeten achterlaten toen ik 4 was, omdat we aan de drukke baan gingen wonen. Niet lang daarna kregen we een hond, Radja, waar we allemaal stapelzot van waren. We kregen ook cavia’s, een hamster, kippen en vissen (die één voor één doodgingen, God knows why). Die cavia’s en die kippen zijn er nog altijd, en we hebben er al 3 hamsters doorgedraaid (niet letterlijk te interpreteren, liefst). Maar cavia’s, Jesus Christ, wat een saaie beesten zijn dat feitelijk. Schattig hoor, daar niet van, en ze fluiten altijd naar mij alsof ’t bouwvakkers zijn. Ze hebben dan eigenlijk gewoon honger, maar goed ja. Je kan daar dus niks mee aanvangen eh. En dat wordt opgegeten door katten en wezelachtigen aan de lopende band. Om van kippen nog maar te zwijgen, wat een achterlijke beesten… Lekkere eitjes, maar daarmee is alles gezegd. En ik wil dan zó graag een kat… Die beesten zijn tenminste nog sociaal, ze hebben een schitterend karakter (sommige toch, allee, de mijne zou dat wel hebben) en ze zijn proper want ze wassen zichzelf. Maar mijn kat zou de cavia’s opvreten, wat dan weer op verzet stuit bij broer en zus. Zus zou er misschien nog niets mee inzitten, die wil al lang van die beesten af, maar een kat schijnt dan toch te drastisch te zijn.
Nu moet ’t juist lukken dat er gisterenavond een kat voor mijn deur heen en weer liep. Allehja, ze liep heen en weer door de straat, maar ik riep ze. Je snapt wat ik bedoel. Ze kwam naar mij gelopen, met zo’n tinkelend belletje aan haar halsbandje, en ik smolt, as always. Ze begon daar rond mijn benen te draaien, kopjes te geven en te miauwen. Ik deed de voordeur open, in een moment van ‘als ze naar binnen gaat dan hou ik ze’-zinsverbijstering. Op dat vlak ben ik heel listig. Je zou voor minder eh, het ging om een kat! Anyway. Ze liep inderdaad naar binnen, ik was helemaal in mijn nopjes. Tot ik eraan dacht dat die kat niet van mij is en dat ze een halsbandje aan heeft, wat wil zeggen dat ze wel degelijk van iemand is. (en ik mag geen dieren houden op mijn kot, maar dat zou ik nog magically durven vergeten op momenten als deze) De tristesse overviel mij onmiddellijk. Ik had nog eventjes de licht opflakkerende overpeinzingen à la ‘waar zou ik ze laten slapen’ en ‘ik moet nog krantenpapier hebben om op de vloer te leggen, want ik heb geen kattenbak’. Maar mijn geweten won het van mijn diepste verlangens. Dat gebeurt niet vaak, I can tell you. En dus heb ik ze buitengezet en, naar mijn gevoel, compleet aan haar lot overgelaten, zodat ze naar huis kon. Ik ben veel te empathisch. En nee, dan heb ik ’t niet over de gevoelens van het baasje.